Hoe er in Suriname zelf over deze rebelse, schrijvende zoon werd gedacht die zich bediende van een vreemd soort Suri-Nederlands, is minder bekend. Maar teksten als 'Ma'fo waarom al die figuren, die probeerden, om jou te strippen? (-) Geen al teveel thuismanieren van vroeger laten blijken!', konden op weinig bijval rekenen.
Het verhaal van Edgar Cairo is de tragiek van een bevlogen schrijver, een gepassioneerd mens die zich had vastgebeten in wat hij kenschetste als "het negerschap", maar nauwelijks gehoor vond bij zijn 'natuurlijke' Surinaamse achterban. Raak, inspirerend, maar bijna altijd provocatief, beschreef hij de geschiedenis en het verdriet van de zwarte mens, in Afrika, het Caraïbisch gebied en als migrant in Holland. Hij liet zich daarbij leiden en inspireren, zei hij eens op een konmakandra (bijeenkomst) in Amsterdam, in die 'activistische' jaren '70, door de literaire negritude-stroming van Aimé Césaire, Caraïbische schrijver-politicus-activist van Martinique.
De indrukwekkende literaire nalatenschap van Edgar Cairo beslaat zo'n veertig boeken waaronder romans, poëziebundels, theaterstukken en essays, - afgezien van zijn tientallen columns voor de Volkskrant. Toch dreigt de gedreven auteur van het hoorspel 'De smaak van Sranan Libre', "in enkele dagen tijds geschreven na de Decembermoorden", in de vergetelheid te raken.
Maar als het aan Michiel van Kempen, hoogleraar West-Indische Letteren, en de Werkgroep Caraïbische Letteren ligt, krijgt Edgar Cairo, alsnog de terechte plaats die hem toekomt in de rijen van gelauwerde schrijvers als Albert Helman, Boelie van Leeuwen, Bea Vianen, Cola Debrot, Tip Marugg en andere grote literatoren in de Caraïbische regio.
Voor literatuurkenner en -vorser Van Kempen die Cairo typeert als "een belangrijke schrijver", van wie het belang voor de (Surinaamse) literatuur niet valt te onderschatten, wil dat de herinnering aan Cairo's werk een inspiratie en een aanzet tot nadenken is van jonge en aankomende auteurs om zelfs iets moois te creëren.
Colletieve schuld. E. Cairo
Intro‘We doe! Ne mi doe san' he. Le, le, mekoenoe! We oboisi de wan let' ete, noja...’ ‘Doen! En toen deed ik het: kwaad was wat bet bracht. Maar men kan zich nu eenmaal vergissen...‘ Wat roept dit kind? Het zucht van ongeluk! Het zoekt z'n ouders schreiend in de nood. Jouw ouders zijn gegaan, Marjana, lange tijd geleden. Geen kind ben je, maar oud, stuk ouderdom. Geen kindgeschrei, toch blijft het bange zuchten in je hart, slechts moeiteloos bespied door blikken, eenzaam, uit het verborgene. Tijd meet je af, Marjana, aan de stemmen van je kinderen, kleinkinderen, kindskinderen, verzameld om je heen. Maar wat je morgen brengen zal? Niemand die weet het, weet het niet. Dit hier is bos, Marjana, zwamp, voor planten broeiend hun bestaan, de omgang een verstikking. En de vruchten van je schoot hebben het eerste uur van hun rijping gezocht, hier, terwijl de wortels reiken naar een vaste bodem. Je ogen zijn gesloten. Heeft de nacht een horizon, Marjana? Hebben blikken grenzen waar je had gedacht, het licht? Zingende stemmen overal. Waar zou men in het licht de duisternis vermoeden? Pinti's en bongo's,1 ratelende drums op slag van hun ritme vangen stilte, verdrijven haar naar de uiterste hoeken van angstig bewustzijn. Marjana, schatert niet een vogel? Vogels schateren niet! Ze lachen nooit. Schateren doet de dood, wroetende oude dood die komen zal | 1pinti's en bongo's: soorten drums |
[p. 10] | |
voor je gebeente, om je oude leven. Op deze hete dag, tropenheet, stinkend en het steken van muggen, kruipend onheil... en de vogels, nogmaals, houden niet op te broeden, niet midden op de dag Marjana, terwijl je zal zijn bevrijd. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten