woensdag 25 februari 2015

Biodiversiteit is en blijft nodig


Antwerpse landbouwers staan relatief positief ten opzichte van biodiversiteit en maatregelen om die te bevorderen. Zeker als het gaat om erfbeplanting of fauna op en rond het bedrijf, zien zij de voordelen ervan in. Wat hun percelen betreft, zijn ze iets minder enthousiast, toch als het de productiviteit in de weg staat. 
Dat blijkt uit een enquête van proefbedrijf Hooibeekhoeve bij 124 landbouwers in 2013.
 “Die bezorgdheid om de productiviteit is een vaak gehoorde opmerking. Het is voor ons dan ook een uitdaging om samen met de landbouwers te zoeken naar een win-winsituatie tussen agromilieumaatregelen en de economische realiteit”, klinkt het.
Volgens de resultaten van de enquête zijn landbouwers best te vinden voor groen op het erf. Ze houden het meest van bloemen borders, gevolgd door hagen en heggen, en vinden dat de zone rond de woning, de kadaverplaats en de mestopslag het meest beplanting kunnen gebruiken. Minder houden ze van houtkanten en bomenrijen, en minder belangrijk vinden ze beplanting rond de sleufsilo. Deze inplantingsmaatregelen nemen ze niet alleen ‘omdat het hen verplicht wordt’ (+50%), maar ook en vooral omdat ze het zelf mooi vinden (+90%). Andere motivaties zijn ‘omdat het onze bedrijfsgebouwen beter doet passen in het landschap’ (bijna 90%) en ‘omdat het imago bij de burger/consument er beter van wordt’ (+65%).


Ook dieren op en rond het erf worden relatief positief onthaald. Vooral zwaluwen en hun nesten, vlinders en vleermuizen zijn geliefd. Gelukkig voor de boeren zijn dat ook de meest voorkomende diersoorten: meer dan 60 procent van de ondervraagde bedrijven heeft een zwaluwnest en op bijna de helft leven vleermuizen.
Wat biodiversiteit op landbouwpercelen betreft, zijn de resultaten anders. Daar zien landbouwers liever hagen of heggen, extensieve kruidenrijke stroken of vrijstaande bomen, eerder dan houtkanten, knotbomen, bomenrijen of poelen. Toch heeft 50 procent van de ondervraagden houtkanten staan, evenals vrijstaande bomen. De meest geliefde dieren op landbouwpercelen zijn regenwormen en loopkevers, het minst geliefd houtduiven en kraaiachtigen. Konijnen en hazen komen dan weer het meeste voor (72%), gevolgd door kieviten (66%) en roofvogels (59%).
Wat de teeltkeuze betreft, koos 39 procent vorig jaar voor korrelmaïs, 28 procent voor granen en 26 procent voor vlinderbloemigen. Toen de maatregelen in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nog niet bekend waren, dacht 24 procent eraan ‘in de toekomst’ vlinderbloemigen te telen en 15 procent granen. Bovendien was 11 procent van plan bloemenranden aan te leggen en 6 procent grasstroken.
Als stimulans om biodiversiteitsbevorderende maatregelen te nemen, werkt een vergoeding of subsidie voor meer dan de helft van de ondervraagden het best. Voor 20 procent echter werkt dit helemaal niet. Ook vergoedingen in de vorm van een beter betaald product, kunnen een stimulans vormen (voor 20%). Verder geeft meer dan de helft van de landbouwers aan dat een positief effect op plaagbeheersing al volstaat om hen over de streep te trekken. Een veel gehoorde opmerking tégen is echter dat landbouwgrond veel te waardevol is om maatregelen op te nemen die de productiviteit in de weg staan. “Het is voor ons dan ook een uitdaging om samen met de landbouwers te zoeken naar een win-winsituatie tussen het nieuwe GLB, agromilieumaatregelen en de economische realiteit”, klinkt het bij de Hooibeekhoeve.
Een rapport of overzicht van de resultaten wordt voorlopig niet gepubliceerd.
Bron: Vilt.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten