woensdag 20 april 2011

Trendy volkstuintjes

Groentetuintjes in de wijk zijn weer hip. Jongeren krijgen er interesse voor. Zij vinden hun stek tussen de zelfgekweekte tomaten en boontjes. Het is rustgevend voor manager tot kantoorklerk. Van verpleegster tot schooljuf. Jongvolwassenen gaan actief terug aan de slag in de tuintjes aan de rand van de spoorweg of op  stukjes niet te verkavelen lapjestuintjes. Aan de universiteit van Gent hebben ze een onderzoek gedaan en zijn ze erachter gekomen dat een volkstuintje on terug ecologischer leert leven. Het zijn niet alleen de groene jongens en meisjes die zich in de modder wagen.




Volkstuintjes zijn trendy, sociaal en rustgevend. Je leert er het leven kennen zoals het is. De gepensioneerde tuinier naast jou, kijkt meewarig naar je klungelige aanpak, tot je eindelijk vriendelijk naar hem knikt en raad vraagt. Het leert je back to the roots keren: menselijke omgang met elkaar en met de natuur. Een volkstuintje is bevolkt met allerlei slag, jongeren, gepensioneerden, immigranten, mannen en vrouwen. Er is zelfs een wachtlijst voor zulke tuintjes. In Antwerpen alleen al staan er 2.000 mensen op de lijst te wachten.
Een volkstuin is een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt. Volkstuinen zijn er in vele soorten en maten: van traditionele moestuinen tot siertuintjes met heesters een gazonnetje en zelfs met vijvertje en bankjes. Deze siertuintjes hebben ook vaak een thema, zoals een engelse tuin, een Japanse, kruidentuintjes of rotshofjes. Het ligt aan het gemeentelijk reglement of er tuinhuisjes mogen gezet worden en hoe die er mogen uitzien.
Volkstuinen liggen zelden alleen. Ze liggen gegroepeerd met tientallen of honderden samen op een stuk grond aan de rand van een gemeente, langs de spoorwegberm, op fiscale grond, als het ware. De tuinders van een gezamelijk volkstuinpark hebben meestal een tuinvereniging. Deze vereniging beheert en onderhoudt in het algemeen ook de paden en de randen van het volkstuinpark. In Nederland  verhuurt men voor het eerst een stuk grond als volkstuintje in 1838. In Belgie is dat in 1861 in Gistel. De bekenste maatschappij in Belgie is het Werk van den Akker en den Haard, later ongevormd tot De Vlaamsse volkstuin. Met het opkomen van de arbeidende klasse in de loop van de 19e eeuw verschijnen volkstuincomplexen in de Nederlandse en Belgische steden. De gemeenten zijn de grondverhuurder. Rond de Eerste Wereldoorlog richten de volkstuinders vanuit emancipatiestreven de eerste tuinverenigingen op. Reeds toen moesten volkstuinders opkomen voor hun belangen omdat ook in die tijd het risico groot was dat ze uitgeplaatst of wegbestemd zouden worden.
Tot circa 1945 bleven de meeste volkstuinen echte moestuinen. In de loop van de jaren vijftig verdween de economische functie en kwam langzamerhand de siertuin op. Volkstuinieren is nu een vorm van openluchtrecreatie, of dat nu spitten, snoeien, planten of oogsten is, of uitrusten en genieten na gedane arbeid.
Volkstuinparken liggen door het hele land, vooral in of aan de rand van steden. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen verhuurt tegenwoordig zowat 1.800 tuinen langs de spoorlijnen in Vlaanderen. Daarnaast liggen er ook verschillende andere volkstuincomplexen ‘toevallig’ in de buurt van de spoorweg. Volkstuinparken worden geregeld door stedelijke herstructurering bedreigd. De gedachte daarachter is dat de grond meer opbrengt als daar woningbouw of bedrijvenvestiging op plaats vindt. Volkstuinders doen er dan ook alles aan om hun groene paradijs en de groene long te behouden. Ze maken duidelijk dat ze een voor mens en maatschappij waardevol groengebied beheren en nemen het initiatief om hun tuinpark een meerwaarde voor de stadsbewoners te geven. De volkstuinparken zijn vaak tussen zonsopgang en zonsondergang openbaar toegankelijk. Bezoekers kunnen dan meegenieten van de verscheidenheid aan bloemen en planten. Veel volkstuinverenigingen nodigen wijkbewoners actief uit om mee te delen in hun voorzieningen en activiteiten zoals een tuinmarkt en een plantenbeurs, voorbeeldtuinen, jeugdtuinen, een wandelroute, een natuurleerpad of zelfs een kinderboerderij. Door natuurlijk tuinieren dragen de volkstuinders er toe bij dat hun tuinen een oase vormen voor bedreigde dier- en plantensoorten.
Volkstuinen zijn geen typisch Belgisch fenomeen. Een eerste aanzet tot een geïnstitutionaliseerde armenzorg via “allotments” werd al in 1819 in Engeland gegeven. Instellingen voor armenzorg kregen dan het recht om gemeentegronden voor behoeftigen te reserveren, al bleef dat grotendeels afhankelijk van de “goodwill” van de welgestelde elite. Pas op het einde van de negentiende eeuw, en dan vooral na de Allotments Act van 1882, raakte de verspreiding ervan ook in de steden in een stroomversnelling. Typerend voor Engeland was dat beide politieke strekkingen, zowel de conservatieve als de progressieve, het concept ten volle steunden.
Heel anders was de situatie in Frankrijk waar de volkstuinbeweging maar moeilijk de paternalistische kijk op armenzorg oversteeg en voornamelijk uitging van geestelijken en filantropen. Drijvende kracht was priester Lemire, sinds 1893 erg begaan met de beweging. Hij stichtte in 1896 de Franse tak van de Ligue du Coin de Terre et du Foyer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten